Het is bijzonder dat de verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid in Easterein bij de kerk lag. In vroegere tijden lag de verantwoordelijkheid meest bij de gemeente. In 1868 kochten de kerkvoogden van Easterein een brandspuit bij firma Van der Ploeg in Leeuwarden. In de notulen van de Kerkvoogden staat : " welke aan het publiek ten gebruike wordt aanbevolen".
Uit notulen van 1889 blijkt eveneens dat de brandspuit in de kerk stond: " ondoelmatig en over het kerkhof der graven...."
Later is er een brandspuithokje gebouwd achter het cafe. Een brandspuit blijkt geen overbodige luxe. In 1902 is er een grote brand in Easterein waarbij 4 woningen zijn afgebrand. De bandweerspuit uit 1868 ging bij die brand kapot en werd daarna vervangen met een slang van 125 meter hennepslang. Gekocht bij van der Ploeg, nu uit Grou. Uit de notulen : " Daar, het al meer dan eens is gebleken dat een beste brandspuit veel kan uitwerken tot blussen van brand, zelfs in dit jaar is dit twee malen gebleken in en bij het dorp".
Uit de notulen van de kerkvoogdijvergadering van 19 februari 1902: " De brandspuit werd uitgeprobeerd en beviel goed, dog de harde wind was wel een belemmering om de hoogte van het water goed te kunnen beoordelen, nogtans wat de hoeveelheid water dat eruit kwam naar het college-oordeel voldoende was. Wel vermeenden de pompiers dat de werking zwaarder was als van de oude, werdt in aanmerking genoomen. dat de hefboomen langer waren als van de oude waarvan ze gewend waren en alles nieuw was.
Anekdote Pieter Hoekstra
In pear kear yn 'e simmer waard de brânspuit útprebearre op it stik lân noardlik fan de Van Eysingaleane. Dat wie foar ús jonges in feest. De manlju fan de brânwacht goaiden mei sinasappels en wy mochten dy dan pakke, mar wy waarden wol wiet spuite. Wy soargen der wol foar dat we net al te folle klean oan hiene!
In 1904 was het water in de vaart zo laag en zout dat door de kerkvoogden besloten werd om nog maar één keer per jaar te oefenen.
In het regelement stond dat er altijd drie brandmeesters moesten zijn. In 1881 werden benoemd, Pieter R. Jongema (1828-1911). Dirk Sandstra (1848-1923) en Selius J. Timminga (1849-1936). Vanaf 1912 is Wander Bruinsma (1886-1958) een lange periode branmeester geweest. De brandmeesters hadden de leiding als er brand uitbrak.
De oorlog
Uit de notulen van de kerkvoogden van 13 augustus 1938 staat te lezen: De brandspuit moet intact blijven. Verzoek van de luchtbeschermingsdienst alhier, om de hulpmiddelen voor deze dienst te mogen bergen in de toren.
In de notulen van 14 november 1946: Zolang de brandspuit er nog is, achten kerkvoogden het gewenscht, zoowel voor het onderhoud als de bediening een post op de begroting uit te trekken.
Na de oorlog is de verantwoordelijkheid bij de gemeente gekomen. En is 1967 is de brandweerspuit verkocht aan Y. Schakel fan Eksmoarre en tentoongesteld in het museum dorp, dat onderdeel uitmaakt van de Aldfaers- erfroute. Wat de huidige plek en staat is van de pomp is onbekend.