Landbouw
Bij het ontstaan van Easterein is landbouw het kloppend hart van de economie. De meeste mensen die in Easterein woonden, verdienden hun brood op de boerderijen of met ambachten en beroepen die eraan verbonden waren. Rondom Easterein is het meest knipklei met een beperkte laag teeltaarde. Zeer geschikt voor grasland, en voor de veehouderij.
Na de tweede wereldoorlog kwam het Marshall plan en werd er ingezet op een ingrijpend nieuw landbouwbeleid. De ontwikkeling van de techniek deed grote sprongen voorwaarts en zorgde voor een sterke mechanisatie van het werk op de boerderij. Daarnaast zette het landbouwbeleid in op ruilverkaveling en gaf subsidies op het investeren in moderne bedrijfsgebouen. Voor boeren die het bedrijf opgaven was er een aantrekkelijke saneringsregeling. Ze konden volop aan de slag in andere beroepen en fabrieken, zoals o.a. Philips in Drachten.
Het aantal land- en tuinbouwbedrijven in Nederland is gedaald van 410.000 in 1950 tot 55 duizend in 2016. In 1950 beheerden de bedrijven in totaal meer dan 2,3 miljoen hectare cultuurgrond. In 2016 was dat afgenomen tot 1,8 miljoen hectare.
Het aantal bedrijven nam sneller af dan de oppervlakte cultuurgrond, dus de landbouwbedrijven zijn steeds groter geworden. In de plantaardige sectoren is de gemiddelde theeltoppervlakte per bedrijf toegenomen van 5,7 hectare in 1950 tot 32,4 hectare in 2016.
Een vergelijkbare schaalvergroting heeft zich voorgedaan in de veehouderij. Een gemiddelde melkveehouder had in 2016 bijna 160 stuks vee, in 1950 waren dat nog 13.
In het jaar 2000 waren er 44 bedrijven met 250 of meer koeien, in 2016 was dat aantal gegroeid naar 511 bedrijven.